Orale antistolling bij AF en VTE

dr. S. van Wissen, drs. A. de Veerendr. J.M. ten Berg

In deze publicatie worden de diverse indicatiegebieden van DOAC’s besproken. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de behandeling bij deze indicaties.

Samenvatting

Vanaf 2011 zijn de directe orale anticoagulantia (DOAC’s) geïntroduceerd. Sinds de introductie is het aantal voorschriften van DOAC’s – apixaban, dabigatran, edoxaban en rivaroxaban – snel gestegen. Zowel artsen als patiënten zijn steeds meer gewend aan het gebruik van deze nieuwe antistollingsmedicatie. De eerste indicatie waar DOAC’s voor werden geregistreerd, was de preventie van diep-veneuze trombose (DVT) en pulmonale embolie (PE) na een totale knie- of heupvervanging. Inmiddels zijn meer indicatiegebieden geregistreerd, zoals de preventie van cerebrovasculaire infarcten (CVA) bij atriumfibrilleren (AF), secundaire preventie na een acuut coronair syndroom (ACS), secundaire preventie bij patiënten met coronaire hartziekte (CHZ) of symptomatische perifeer arterieel vaatlijden (PAV), en de behandeling van DVT en PE. Ook zijn recent veel wetenschappelijke publicaties verschenen over het gebruik van DOAC’s rondom ingrepen zoals een pulmonaal vene isolatie (PVI) en elektrocardioversie (ECV).

In dit artikel worden de diverse indicatiegebieden van DOAC’s besproken. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de behandeling bij deze indicaties. Het farmacologische werkingsmechanisme van DOAC’s komt in dit artikel niet aan bod. Een andere benaming voor DOAC is ‘NOAC’, dit staat voor Niet-vitamine K-antagonist Orale AntiCoagulantia. In dit artikel wordt de term DOAC gebruikt.

Deel de publicatie